In de brief d.d. 23 juni 2017 hebben Gedeputeerde Staten uitwerking gegeven aan de toezegging om Provinciale Staten een overzicht te verstrekken van hetgeen Gedeputeerde Staten tot op dat moment hebben gedaan, nu doen en zouden kunnen doen voor het verbeteren van het voorspellend vermogen van de begroting. Ook bij de Begroting 2019 zijn in het kader van V.V.V. een aantal acties ondernomen:
1. Programma Zuid-Hollandse Economie (PZE)
Bij deze begroting wordt voor het eerst het Programma Zuid-Hollandse Economie (PZE) aan Provinciale Staten aangeboden. Het doel van het PZE is om de inzet van de provincie Zuid-Holland op het beleidsterrein economie samen te brengen, waarbij de beleidsdoelen, opgaven, uitvoeringsinstrumenten en financiën sterker met elkaar worden verbonden. Dit leidt tot een betere samenhang tussen het beleidsmatig kader, de te behalen uitvoeringsresultaten en de bijbehorende financiële inzet. Het PZE biedt hiermee een afwegingskader om meerjarige beslissingen te kunnen nemen. Daarnaast is het streven om met het PZE meer flexibiliteit in te bouwen. Het PZE dat nu voorligt bevat hiertoe de basis. Een verdere doorontwikkeling is echter gewenst.
2. Reserves
a. Vergroten inzicht
In de Begroting 2019 zijn weer een aantal maatregelen genomen om het (lange termijn) inzicht in de reserves te vergroten. Zo is in de financiële begroting een toelichtende samenvatting opgenomen waarin op hoofdlijnen de lange termijn ontwikkelingen voor de reserves worden geschetst. Daarnaast wordt in die toelichting ingegaan op de verschillende functies van de reserves en de beklemdheid van de reserves.
b. Opheffen van reserve Egalisatie afschrijvingslasten
Als onderdeel van het vergroten van het inzicht in de reserves is de reserve Afschrijvingslasten nader geanalyseerd. Naar aanleiding van deze analyse wordt voorgesteld de reserve Egalisatie afschrijvingslasten op te heffen.
Toelichting
Bij de wijziging van de nota Investeren, Waarderen en Afschrijven (IWA) in 2014 is de provinciale afschrijvingssystematiek gewijzigd van het activeren en afschrijven van de in enig jaar geïnvesteerde bedragen naar het activeren en afschrijven van een project na gereedmelding. Door deze wijziging schoof een aanzienlijk bedrag aan te activeren / af te schrijven projecten door naar latere jaren met als gevolg dat het bijhorend bedrag aan afschrijvingslasten in de periode tot aan het nieuwe moment van activeren en afschrijven, kon vrijvallen. Het vrijgevallen bedrag wordt gereserveerd (reserve Egalisatie afschrijvingslasten) en wordt ingezet als dekking van de afschrijvingslasten die aan de achterkant ontstaan omdat het project op een later moment wordt geactiveerd. Ook als een investeringsproject op een ander moment dan gepland wordt opgeleverd worden de afschrijvingslasten (die dan op een ander moment dan begroot optreden) met deze egalisatiereserve verrekend. Als voorbeeld, als een weg een jaar later wordt aangelegd worden de bespaarde afschrijvingslasten in het 1ste jaar in de reserve gestopt en als dekking gebruikt voor het jaar extra afschrijvingslasten na 30 jaar.
In de praktijk blijkt dat projecten doorgaans later dan gepland worden opgeleverd. Het gevolg is dat er nu sprake is van een reserve die in omvang toeneemt (stand Kadernota 2019 € 71,8 mln) zonder dat direct sprake is van een noodzakelijke inzet vanuit die reserve. Bij Kadernota 2017-2020 is daarom
€ 77,1 mln uit deze reserve ingezet ter dekking/matiging van het nadelig begrotingssaldo in de jaren 2024-2030. Na 2014 is het zicht op het langere termijn financieel perspectief verbeterd. Zo is de planningstermijn uitgebreid van 4 jaren naar 30 jaren. De vervangingsinvesteringen (en de afschrijvingslasten daarvan) maken deel uit van dit financieel perspectief. Het gevolg hiervan is dat afschrijvingslasten als een vaste kostenpost in de begroting staan, ook op de langere termijn. Het is daardoor niet meer nodig dat vrijgevallen afschrijvingslasten worden gereserveerd om lasten aan de achterkant op te vangen; de reserve kan worden opgeheven.
De opheffing van de reserve Egalisatie afschrijvingslasten betekent dat voor het bij kadernota 2017-2020 gereserveerde deel van € 77,1 mln een nieuwe reserve gevormd moet worden (zie ook punt 2d). Daarnaast betekent het opheffen van de egalisatiereserve afschrijvingslasten dat de al bekende en nog te behalen resultaten op afschrijvingslasten worden verrekend met het begrotingssaldo / jaarresultaat. Het effect op de Begroting 2019 is verwerkt in het financieel beeld.
c. Opheffen van reserve alertheidsbudget
Als onderdeel van het vergroten van het inzicht in de reserves is de reserve alertheidsbudget nader geanalyseerd. Naar aanleiding van deze analyse is gebleken dat budgettaire ruimte hiervoor ook binnen de algemene reserve plaats kan vinden. Daarom wordt voorgesteld de reserve alertheidsbudget op te heffen. Het college blijft niettemin waarde hechten aan een slagvaardige provincie die alert inspeelt op nieuwe kansen en uitdagingen, zoals destijds ook toegelicht in de Brief van GS inzake Vervolg invulling alertheidsbudget.
d. Verlagen reserve Begrotingssaldo 2024 - 2030
Zoals bij punt 2b toegelicht dient er een nieuwe reserve 'Begrotingssaldo 2024-2030' gevormd te worden. Als onderdeel van het vergroten van het inzicht in de reserves is de reserve Begrotingssaldo 2024 - 2030 nader geanalyseerd. In de Kadernota 2017-2020 is melding gemaakt van een tekort op het begrotingssaldo in 2024 tot en met 2030. Destijds is besloten dit tekort op te vangen door inzet van de 'dekkingsreserves voor doorgeschoven kapitaallasten' waardoor ook in de periode 2024-2030 het begrotingssaldo positief blijft. Deze reserve is daarna van naam veranderd in 'reserve Egalisatie afschrijvingslasten'. Zoals bij 2b gemeld wordt deze reserve nu opgeheven. De € 77,1 mln ten behoeve van het tekort op het begrotingssaldo in 2024 tot en met 2030 wordt daarom ondergebracht in een nieuwe reserve genaamd 'Begrotingssaldo 2024 - 2030'.
Uit het lange termijn beeld van het begrotingssaldo blijkt dat het begrotingssaldo voor de jaarschijven 2024-2030 structureel beter is dan tijdens het opstellen van de kadernota 2017-2020 voorzien. Dit komt vooral door een stijging van het accres (n.a.v. regeerakkoord Rutte III) en hogere inkomsten dan geraamd uit motorrijtuigenbelasting. Dit betekent dat met het huidige beeld de reserve van € 77,1 mln niet meer noodzakelijk is om het toenmalig negatieve begrotingssaldo 2024-2030 aan te vullen. Desondanks kiest het college er voor om de reserve niet volledig vrij te laten vallen zodat er een gezonde buffer blijft bestaan om eventuele toekomstige tegenvallers uit bijvoorbeeld het accres op te vangen. Wij blijven jaarlijks monitoren hoe het begrotingssaldo zich op langere termijn ontwikkelt en welke eventuele aanpassingen dit vergt voor de reserve Begrotingssaldo 2024-2030. In de deze begroting wordt daarom de €77,1 mln verspreid over de algemene middelen (10% á €7,7mln) en de nieuwe reserve 'Begrotingssaldo 2024 - 2030' (90% á 69,4 mln).
e. Hanteren 31-12 als datum waarop we toelichten
Algemeen gangbaar is dat balansposities per 31-12 worden toegelicht. Voor de reserves werd tot nu toe 1-1 als datum voor het toelichtingen van standen en beklemdheid gehanteerd. Vanaf de Begroting 2019 hanteren we ook voor de reserves de datum van 31-12 voor toelichtingen
3. Opzet begrotingsboekwerk
a. In de begroting van afgelopen jaren waren ook de taken die GS vaststelt meegenomen. Om de begroting zoals die vastgesteld wordt door uw Staten beter leesbaar en compacter te krijgen worden de door GS vastgestelde taken nu in een apart takenboek ter informatie aan uw Staten aangeboden.
b. Er is extra aandacht besteed aan het beter leesbaar maken van de begroting.
c. De doelen werden tot nu toe uitgewerkt via onderstaande 3 vragen;
1 Doel en beoogd maatschappelijk effect?
2 Wat gaan we doen om deze effecten te bereiken?
3 Wat mag het kosten voor het doel ?
Met ingang van de Begroting 2019 is er een 4de vraag aan toegevoegd: Welke instrumenten zetten we hiervoor in? Hiermee wordt direct bij het doel duidelijk gemaakt welke instrumenten hiervoor worden ingezet. Bijvoorbeeld: Welke reserves worden ingezet en wordt verwezen naar een andere plek binnen de begroting waar hier meer informatie over te vinden is. De ervaringen die we hiermee opdoen in de Begroting 2019 nemen we mee in de opzet van de Begroting in 2020.
4. Realisatiekracht
Zoals in de bestuurlijke inleiding al is aangegeven is gezien de opgaven en ambities van Zuid-Holland investeren in menskracht onontbeerlijk. Behalve continuering van de huidige inzet is ook uitbreiding van arbeidscapaciteit noodzakelijk. Deze uitbreiding is in de begroting opgenomen
Al deze acties dragen gezamenlijk bij aan beter Voorspellen, Versnellen en Vertellen, hetgeen weer helpt bij ons voorspellend vermogen en realisatiekracht. Naast deze directe gevolgen van de ingezette acties zien we inmiddels ook een toegenomen bewustwording in de organisatie waar het voorspellend vermogen en realisatiekracht betreft. Het is onze hoop en verwachting dat een volgend college zal profiteren van de met V.V.V. ingezette koers.